2 Chronicles 16

1) van het koninkrijk

Zie boven, 2 Kron. 15:19.

2Ch 15.19

2) bouwde

Dat is, sterkte, alzo boven, 2 Kron. 11:5, en 2 Kron. 14:6, en onder, 2 Kron. 16:5.

2Ch 11.5 14.6 16.5

3) Rama,

Een stad, gelegen op een hoogte in den stam Benjamin, niet ver van Silo; Joz. 18:25.

Jos 18.25

4) niemand toeliet

Te weten, van de tien stammen, waarover hij koning was; want dewijl velen zagen dat de oprechte godsdienst onder Asa opgericht was en dat de Heere met hem was, zijn er velen tot Asa naar Juda overgelopen. Velen kwamen ook naar Jeruzalem om op de feesten en anderszins God te dienen. Dit heeft Baesa hiermede willen beletten. Zie boven, 2 Kron. 15:9. Hebreeuws, om niet toe te laten den uitganger en inganger.

2Ch 15.9

5) uit te gaan

Te weten, uit zijn koninkrijk naar Juda.

6) in te komen

Te weten, van Juda in zijn land.

7) Damaskus

Hebreeuws, Darmesek.

8) Daar is een verbond

Anders, daar zij een verbond, enz., als tussen, enz.

9) maak uw verbond

Dat is, breek den vrede, dien gij met hem hebt, en doe hem oorlog aan, opdat hij mij met vrede late.

10) aftrekke.

Hebreeuws, optrekke.

11) Ijon,

Zie van deze stad en de volgende, 1 Kon. 15:20.

1Ki 15.20

12) schatsteden

Dat is, ammunitiesteden, zie 1 Kon. 9:19. Hebreeuws, schathuizen der steden.

1Ki 9.19
13) gans Juda,

Dat is, die tot den stam van Juda behoorden. Zie 1 Kon. 15:22.

1Ki 15.22

14) van Rama,

Dat is, met welke de koning Isra‰ls Rama sterken wilde. Alzo in het volgende, het hout daarvan.

15) hij bouwde

Namelijk, de koning Asa; 1 Kon. 15:22.

1Ki 15.22

16) Geba

Namelijk, Geba Benjamins, 1 Kon. 15:22; zie aldaar de aantekening.

1Ki 15.22

17) Mizpa.

Zie Richt. 11:11.

Jud 11.11
18) ziener

Zie van dezen naam boven, 2 Kron. 9:29.

2Ch 9.29

19) Hanani

Deze was de vader van den profeet Jehu, onder, 2 Kron. 19:2.

2Ch 19.2

20) uit uw hand

Want anderszins zoudt gij beiden, zowel den koning van Syri‰ als van Isra‰l, overwonnen hebben, gelijk gij de Moren gedaan hebt. Anders, ontgaan, onttrokken. Waarvan de zin zou zijn: Gij hebt verloren moeite en kosten gedaan, met de Syri‰rs tot uw hulp te roepen. Want ofschoon zij nu met hun inval den koning Baesa verhinderd hebben, in zijn fortificatie voort te gaan, nochtans, als zij zullen vertrokken zijn, zullen zij u niet helpen in den oorlog, dien Baesa tegen u hervatten zal. Zie het einde van 2 Kron. 16:9.

2Ch 16.9
21) een groot heir

Hebreeuws, tot een heir, tot, of in menigte.

22) met zeer veel

Zie boven, 2 Kron. 14:9.

2Ch 14.9
23) ogen

Versta, zijn voorzienigheid, waardoor Hij ziet en weet wat in alle landen geschiedt, niet alleen in het algemeen, maar ook in het bijzonder, achtnemende op een iegelijks doen. Zie gelijke spreuk Zach. 4:10.

Zec 4.10

24) volkomen

Hoedanig de volmaaktheid der vromen in dit leven is, zie 1 Kon. 8:61. Hiermede nu schijnt gezegd te zijn dat Asa's hart niet oprecht noch volkomen tot den Heere was, tegen hetgeen wij lezen 1 Kon. 15:14, en boven, 2 Kron. 15:17. Maar zie de vergelijking 1 Kon. 15:14.

1Ki 8.61 15.14 2Ch 15.17 1Ki 15.14

25) tegen u zijn.

Te weten, van den koning Baesa. Zie 1 Kon. 15:16.

1Ki 15.16
26) het gevangenhuis;

Hebreeuws, in het huis des omkerens, of uitroeiens; dat is, in den kerker, waar men die insloot, die uitgeroeid of gedood zouden worden. Hij achtte dat de profeet zijn koninklijke majesteit tekortgedaan en daarom den hals verbeurd had. Sommigen vertalen uit het stokhuis, waar men de gevangenen in den stok of boeien sloot. Hetzelfde woord staat ook Jer. 20:2, en 2Jer. 29:26.

Jer 20.2 2Ch 29.26

27) ontsteld;

Hebreeuws, in ontsteltenis; te weten, door toornigheid. Zie van de eigen betekenis van dit woord, Gen. 40:6.

Ge 40.6

28) onderdrukte

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk, iets of iemand in stukken stoten, te gronde werpen, vertrappen, verdrukken.

29) eerste

De eerste zijn goed geweest en prijswaardig; de laatste hadden grote gebreken en waren derhalve berispelijk. In het voorstaan van den zuiveren godsdienst was hij wel trouw en gestadig, maar zijn vertrouwen was klein op God, en zijn strafheid tegen enigen onder het volk groot.

30) zocht hij

Dat is, hij vraagde den Heere niet om raad door enigen profeet; hij vernederde zich niet door bekentenis van zijn zonden, hij steunde op den Heere niet en riep Hem niet aan naar behoren; maar hij verliet zich slechts op de medicijnmeesters en menselijke hulp.

31) medicijnmeesters.

Hebreeuws, in, of van de medicijnmeesters.

32) graf,

Hebreeuws, graven. Vergelijk 2 Kon. 22:20, en zie de aantekening.

2Ki 22.20

33) brandden

Dat is, zij vereerden hem in zijn begrafenis met het branden van kostelijke en welriekende specerijen. Vergelijk onder, 2 Kron. 21:19; Jer. 34:5.

2Ch 21.19 Jer 34.5
Copyright information for DutKant